Honden en katten vormen een belangrijke verspreidingsroute van uiterst toxische pesticiden. De Europese toelatingsinstantie keurde de middelen, die vlooien en teken bestrijden, ondanks waarschuwingen, goed. ‘De stoffen worden teruggevonden in vogelnesten.’
Verwachtingsvol staart labrador Max naar de keukentafel waarop een bonte verzameling potjes, spuitbussen en flacons is uitgestald. Max’ baas is zelf verbaasd over de grote hoeveelheid bestrijdingsmiddelen die ze zojuist uit haar keukenkastjes tevoorschijn haalde. Tegen bladluis, tegelaanslag, paardenbloemen, mieren, wespen en het vlooien- en tekenmiddel voor Max – stuk voor stuk beloven de etiketten een ‘zeer snelle’ en ‘effectieve bestrijding’ van welke plaag dan ook.
Met hun vriendelijke kleuren stralen de verpakkingen allesbehalve gevaar uit. Maar schijn bedriegt, volgens bioloog Margot Veenenbos, die namens landbouwonderzoeksbureau CLM huisbezoeken aflegt om het particuliere gebruik van bestrijdingsmiddelen in kaart te brengen en te adviseren over alternatieven. Ze pakt een witte spuitfles van tafel en concentreert zich op de kleine lettertjes. ‘O jee, de werkzame stof is glyfosaat, die wordt niet meer verkocht aan particulieren. En de spuitdop staat nog open.’ De bewoner lijkt van haar stuk gebracht. ‘Ik gebruik het gewoon voor de paardenbloemen tussen de tegels, ik wist echt niet wat erin zit.’
Lees het hele artikel in de Groene Amsterdammer.